top of page

Voorbij de donkere dagen

Buiten raast voorjaarsstorm Ciara over het land. Binnen scheur ik twee achterstallige weken uit de tuinkalender. De donkere dagen, de vriesheiligen, een nieuwe maan en Lichtmis dwarrelen neer in de papiermand. Een klein rekensommetje leert me dat de dagen anderhalf uur langer zijn sinds het begin van het nieuwe jaar. Ook in de prullenmand belandt de oude weerspreukenrijmelarij, als zou februari nog een winteroffensief in petto hebben. Iets met hout en turf sparen, uit de tijd dat men nog op schaatsen reed.


In de beschutting van de kornoeljehaag lopen de rabarberpollen uit met hun gerimpelde rode neuzen. Morgen, als Ciara bedaart, krijgen ze hun jaarlijkse compostgift en zet ik over één van de planten een zwarte, plastic metselaarston, goed voor een vervroegde oogst van fris rabarberfruit.


Mijn rabarberaanplantje gaat nu toch al een dikke tien jaar mee. Aan de basis ervan ligt een verwaarloosde pol die kwijnde in een achterafhoekje van de tuin. Eenmaal opgegraven en gedrieëndeeld verrees hij een jaar later in al zijn robuustheid, en verraste hij na de eerste oogst ook nog eens met prachtige bloempluimen. Tuingidsen decreteren dat je die bloemen moet verwijderen om de plant niet uit te putten. Ik laat betijen. Mijn oogstvolume is verzekerd met twee extra planten, van het ras Suttons Seedless en Valentine. De eerste vormt geen bloemen en zaad en heeft donkerrood vruchtvlees. Valentine heeft rozige stelen en is heerlijk in taarten en confituur.


‘Knolraap en lof, schorseneren en prei’. Niemand beter dan de betreurde Drs. P. beschrijft de toestand in de midwinterse tuin. Het aanbod is schaars maar wordt des te meer gesavoureerd. En dus pendelen we – vice versa, heen en weer – tussen keuken en tuin om ons winterkostje op te delven. In de kelder slinkt de aardappelvoorraad. Boven op de kast in het drogere berghok wacht een rijtje pompoenen op hun ultieme culinaire bestemming.


Als ik de deur van de serre open schuif, waait de geur van opgewarmde aarde me tegemoet. Dit ruikt naar lente en nieuw leven. De voorbije maanden heb ik met een paar duizend liter regenwater de bodem doorgespoeld. Het kamerbrede tapijt van winterpostelein is aan zijn jaarlijkse opmars bezig. Hier en daar solliciteren bedjes van uitgezaaide sla en wokkool voor hun plaatsje onder de zon. Ik maak een perceeltje vrij en zaai radijs en kervel, peulerwtjes en bosui. Op de kweektafel verschijnen de eerste zaaibakken met tuinboon, reukerwt, bloemkool en sla. Binnenhuis reserveer ik een warm plaatsje bij het vensterraam voor paprika en aubergine.


En zo is het nieuwe tuinseizoen definitief uit de startblokken geschoten. Er wachten nog een paar klussen. Het opstellen van het teeltplan is er zo eentje. Routine, want beperkt tot het opschuiven van elke teelt naar het volgende van de eenentwintig perceeltjes. Alleen als ze in oppervlakte verschillen maak ik een herberekening van de hoeveelheid toe te dienen natuurfosfaat, vinasse, kalk en compost. De voorraad rijshout voor erwten en bonen wordt aangevuld met vers snoeihout uit de haagkant. Als het straks droger wordt kan de spitvork voor het eerst de grond in en werk ik de groenbemesters lichtjes onder. Wikke, rogge en mosterd hebben de slappe winter met gemak overleefd. Het ranke groen buigt het hoofd voor Ciara, maar breekt niet.


Het tuinseizoen is begonnen. Er hangt iets in de lucht dat naar lente proeft.


De tuinman van Agatha - 14 februari 2020

bottom of page