Het bevallige zwartkopje heeft zich deze week hartje achtertuin genesteld. Verborgen in de kamperfoeliestruik die de schapenstal in wording overwoekert, doet het zijn naam als lid van het gilde der zangers alle eer aan. Haastig tèkkend als er gevaar dreigt, vrolijk tsjurrend en brabbelend bij wijze van intro, eindigend met uitbundig gejodel. Het mannetje met zijn glanzend zwarte kap fluit zijn vreugde uit. Het ronduit fraai ogende vrouwtje met roodbruine haartooi zoekt naar nestgelegenheid diep in het stuikgewas. Ze tsjekt en ze bekt alsof ze hier nooit meer weg wil.
Het is 20 april. Milder en mooier kan de lente niet worden. De bloemknoppen van de blauwe regen barsten open in trossen die als wierookvaten hun bedwelmend parfum rondstrooien. In het grasveldje dingen toefjes vergeet-mij-nietjes naar wat aandacht. Onder de beuk staan enkele boshyacinten streberig te hopen op een toekomst waarin ze het Hallerbos naar de kroon steken.
Het wordt een weekje in het teken van verkassen en verhuizen. De verspeende tomaten, aubergines en paprika’s mochten de voorbije dagen al eens voorzichtig genieten van de volle zon buiten. Ze sterken zienderogen aan. Hoog tijd om ze te verplanten in aparte potjes. De vensterbank binnen wordt geruimd en de hele santeboetiek verhuist naar de serre. Met schragen en planken bouw ik een extra kweektafel om mijn voorzaaiprogramma tot een goed einde te brengen. Zonnebloemen, zinnia’s, ingepotte dahliaknollen, tagetes, meloen, suikermaïs en Nieuwzeelandse spinazie, pronkbonen en basilicum, schalen, potten en bakken, in plastic, piepschuim of aardewerk, alles krijgt zijn plekje onder de zon.
Die laatste trekt naar mijn zin iets te fel van leer. Met oude lakens improviseer ik een zonnetent om mijn tere plantjes tegen oververhitting te beschermen. De aanhoudende en uitdrogende oostenwind bedreigt ook de planten buiten met een groeistilstand. De kusthoreca jubelt. De boeren zaaien biet en maïs in, hun tractoren gehuld in een stofwolk. Gefluister: het grondwater is niet op peil, er is regen nodig, veel regen.
Een massa dagjestoeristen vergaapt zich aan de bloesempracht. Maar de fruittelers staat het water aan de lippen. Het ging al slecht met de appelen, en nu blijken hun peren, opgeslagen in de koelhuizen van de veilingen, onverkoopbaar. Een gedeelte wordt zelfs afgevoerd naar de biogascentrales. Het faillissement loert om de hoek. De grote spelers met het grote kapitaal rukken op en pikken het land in. Ook dat is Haspengouw.
De tuinman van Agatha ploegt verder en poot de late aardappelen, terwijl vanuit de beekvallei de roep van de koekoek klinkt. Ik frees de kleiige leemgrond op het akkertje waar ik straks voedermaïs en zonnebloem zaai voor de kippen. Van een buurman krijg een keur van eieren, gelegd door drie verschillende kippenrassen. De eieren –in een kleurenpalet van sneeuwwit, groen, bruin en chocoladebruin- leg ik voorzichtig onder de broedende kip. De haan en zijn gevolg verhuizen naar een nieuwe scharrelweide vol vers groen.
Een mini-transhumance staat ook mijn schapen te wachten. Zij verhuizen naar hun zomerweide vlak bij het huis. We veroorzaken een kleine verkeersopstopping van fietsers en wandelaars als we ze over het smalle veldwegeltje naar hun nieuwe standplaats drijven. Met luid geblaat eisten ze daarstraks nog hun voederbeurt met snijrogge en voederkool op. Nu verdwijnen ze letterlijk in het kniehoge gras tussen de bloeiende appelhoogstambomen. Pas uren later duiken ze op aan het poortje, kijken me onverschillig aan, en gaan onverstoord verder met grazen.
De tuinman van Agatha - 22 april 2019
Comments