top of page

Ik doe mijn tuintje

Elk jaar weer vrees ik dat ze de tocht over de Middellandse Zee niet gehaald hebben. Alle vogela hebben nesta, alleen het koppeltje grauwe vliegenvangers is in geen velden te bekennen. Het is half mei. Een troep jonge spreeuwen, pas uit het nest, doet zich luidruchtig te goed aan de zwarte bessen in de klimophaag. Maar eens de ijsheiligen voorbij, zijn ze daar. Van ergens diep in Afrika terug naar dat éne, specifieke plekje in het Haspengouwse Zammelen: de knoestige tak van de wingerd die een richel vormt boven de deur van de tuinloods. Daar, op de resten van een oud merelnest, worden jaar na jaar vier jongen grootgebracht.



In mijn Velt-moestuinkalender manen deadlines aan tot dringende actie. Erwten laatste zaai, lentesla laatste plant, winterprei laatste zaai, bonen leggen: nu! In mijn zadendoos stuit ik op zakjes met zaad van ananaskers en tomatillo. Binnen voorzaaien, samen met tomaat, luidt de teeltinstructie. Oeps, twee nieuwkomers op de lijst Vergeten Groenten. Zon en maan vervolgen onverstoord hun jaartraject. Eens te meer slaag ik erin om mijn huisgenoten op te schrikken met mijn seizoensprofetieën. ‘Binnen zes, vijf, vier weken gaan de dagen al weer korten.’ Mijn orakelen lijkt op aftellen naar de Apocalyps. Maar we weten beter: de zomer en het feest gaan dan pas echt van start.


De knol- en bleekselder moeten nu echt de grond in. Witloof: nog te zaaien. Uitplanten van pompoen, buitentomaat en courgette: nu of nooit. Maar een hardnekkig virus velt me ten tweede male in veertien dagen en houdt me binnen met koorts en hoesten. Eenmaal uitgeziekt sta ik in het enkelhoge gras op te kijken tegen een ellenlang to do-lijstje.

Bij gebrek aan hemelwater dreigen spitskool, zomerprei en ui in groeistress te raken. Een gietbeurt zorgt even voor verademing. De eerste aardbei is zo dik als een kindervuistje en smaakt wonderzoet.



Deze mens vat weer moed. Het Zammelse kippeneierendiversiteitsproject krijgt een herkansing nu een tweede kip aan het broeden is. Van graszoden, stro en hooi maak ik een nest op de grond. Weg met het eigen eieren eerst. In het nest drop ik een bont assortiment eieren van Zilverbrakel, Koekoek en Araucaniër, met dank aan de buurman. Alle eieren gelijk, kakelt de kip, en moederlijk spreidt ze haar veren over het adoptienest.








Tuinen, akkers en boomgaarden hebben nood aan water en warmte. Het grondwaterpeil. Maar het blijft overwegend droog overdag, met frisse tot koele nachten. Zelfs het beloofde spatje regen blijft uit. Waar ligt dat land, waar het ‘s nachts malse buitjes regent en overdag zacht het zonnetje schijnt? In voortuintjes en op maïsakkers wijzen verkiezingsborden op de weg vooruit, bezweren dat verandering werkt, beloven dat het anders kan. Uitgerekend in de nacht na zwartbruine zondag valt de verlossende regenbui. ‘s Ochtends ziet alles er fris en gewassen uit. Groener dan ooit tevoren, maar die metafoor spat uiteen tegen de vooruit van een auto zonder kilometerheffing.


De beste van alle werelden is voor eventjes (?) een slagveld. Het beloofde land komt er na vallen, opstaan en weer doorgaan. En dus doe ik mijn tuintje. Ik zet een nieuwe composthoop op met de juiste mengeling van groen, bruin en tuinzweet. Ik leg nieuwe eieren onder elke kip die broeds wordt. Ik eis van een volgende regering dat het genoeg en niet te veel regent, en dat het grondwater u weet wel. Ik maak een zaaiplanning voor de herfst.


En ik leg Helda en Bertina te week in water. Want de staakprinsesbonen moeten de grond in. Nu.


De tuinman van Agatha - 27 mei 2019


Comments


bottom of page