top of page

Vroegbloeiers en nachtbrakers

In het perk naast het huis is een Zweedse coalitie in de maak. Het schreeuwerige geel van narcissen kibbelt met een van zich afbijtend front van blauwe druifjes. In de nog prille lentetuin dreigt al dat geel van paasbloemen en forsythia de rest te overtwitteren. Narcissen, ze hebben hun naam niet gestolen: navelstarende vendelzwaaiers van het grote gelijk.



Het klimaat lijkt in zijn plooi gevallen. Weg dat saaie, landerige terrasjesweer van enkele weken geleden. Maart is daar met het echte werk. Luchten met wel tien tinten grijs en blauw. Windstoten en striemende regen. Hals over kop vlucht ik de serre in. Ik verspeen er de eerste zaailingen van spitskool, koolrabi en sla. Buiten geen spoor meer van de vroege tjiftjaf. Kauwen en kraaien hebben teruggeschakeld naar wintermodus. In de late namiddag laten ze zich afdrijven naar hun roestplek in de luwte.



En dan plots toch weer de zon. Jas aan, jas uit. Voeten en spitvork in de aarde. Het bed met snijrogge moet ondergewerkt en klaargelegd worden. Want het tuindersvolk wacht vol ongeduld op de enige opwarming van de aarde die er echt toe doet, zeurende en betweterige nonkels ten spijt: het tijdstip waarop plant-, poot- en zaaigoed de grond in kunnen.


Tussen de buien door maak ik de balans op van wat reeds groeit en bloeit. Blikvanger is de Japanse kwee met zijn dieprode bloemen in een vergeten hoekje van de moestuin. Tot drie keer toe heb ik het struikje verplant, altijd stond het ergens in de weg. Maar nu weer bloeiend als nooit tevoren. Respect.




Tijdens de voorbije lenteprik spotte ik bijen op krokussen, Japanse kamperfoelie en helleborus. Een atalantavlinder spreidde zijn vleugels op het frêle geel van de kornoeljehaag. Vroege bloeiers zijn een onmisbare nectarbron voor de eerste insecten. Diversiteit werkt.


Blijkbaar ook voor de das. Via de hagen en de houtkant heeft hij zich een weg gebaand naar de wegberm aan de achterkant van de tuin. De graafsporen wijzen onmiskenbaar naar zijn nachtelijke aanwezigheid. In een van de graafputjes heeft de nachtbraker zijn uitwerpselen gedropt. Ik hoop hem vroeg of laat toch eens te betrappen, want dat is me tot nu toe nog niet gelukt.


Nu is het wachten op de grote uitbraak van de lente. Een zweem van groen hangt in sluiers over de takken van de treurwilg in de tuin van de buren. Het oogt veelbelovend. Hoofd in de wolken, maar voeten in de aarde.


Luc Versmissen - 10 maart 2019

1 Comment


Chantal Swerts
Chantal Swerts
Mar 10, 2019

Prachtig geschreven Luc, wat een schrijftalent! Je berichtjes doen goesting krijgen om de handen in de aarde te steken!

Like
bottom of page